(Longread / leestijd 24 minuten)
2e editie – februari 2025 (1e editie verschenen in 2023 [1])
Samenwerking
Samenwerking, het gewoonste woord van de wereld. En eigenlijk ook de gewoonste zaak van de wereld. Nou ja, gewoon in die zin, dat het overal en altijd plaatsvindt. Maar niet altijd gewoon wat betreft de vormen en methodieken die samenwerking zoal kan hebben. Want die kunnen ook verrassend óngewoon zijn; in elk geval in onze beleving. Bijvoorbeeld omdat we er geen weet van hadden, of omdat we onder de indruk zijn van de complexiteit, de originaliteit, de vindingrijkheid. Ook kan een onverwachte combinatie van samenwerkings-partners ons verbazen.
Etiket op een doos
Samenwerking kent een boel omschrijvingen, met allerlei criteria die eraan worden gehangen. Er is echter geen universele definitie van het begrip. Er is geen wet, zoals de wiskunde wetten kent, die zegt dat samenwerking dit is en niets anders. En sorry, de gratis online Van Dale komt niet verder dan samenwerking te duiden als het samenwerken van personen –maar wat ís samenwerken dan, want dat wilden we toch juist weten?- om vervolgens een paar vormen te benoemen die over overheidsinstanties, bedrijven, gemeenten en landen gaan [2]. Veel inzicht brengt ons dat dus niet. Het woord samenwerking is een etiket op een doos waar je van alles in kunt stoppen. Als woord is het eigendom van iedereen. Het is maar hoe je het ziet, interpreteert, operationaliseert.
Afbakening
Waar denk ik vrij breed overeenstemming over bestaat is, dat samenwerking niet is voorbehouden aan personen; dat het niet alleen iets van mensen is. Het is overal in de natuur aanwezig, misschien wel in een mate waarvan we ons in het dagelijks leven nauwelijks bewust zijn, en die we nog lang niet in haar volle omvang en verscheidenheid kennen. Maar mag je alles wat op samenwerken lijkt -‘if it looks like a duck and swims like a duck….’– zomaar onder het begrip samenwerking scharen? Waar begint dat begrip eigenlijk, en waar houdt het op? Laten we eens een paar ongebruikelijke vragen stellen die ons kunnen helpen om wat piketpaaltjes te slaan.
Welke antwoorden zou jij geven?
Werken de zee en de kust met elkaar samen, waardoor ze in een dynamische balans zijn? Werken getallen in de algebra met elkaar samen, zodat we berekeningen kunnen maken? Werken de raderen in een klok samen, met als gevolg dat de wijzers rondgaan? Werken waterstof en zuurstof samen, wanneer ze via een onderlinge reactie water vormen?
Of wat verder weg: werken de voortgaande beweging en de ‘vallende’ beweging van de maan ten opzichte de aarde zodanig samen, dat dit resulteert in een baan eromheen? Of heel dichtbij: werken fysiologische processen in ons lichaam samen om ons lichaam in stand te houden?
Wie zal het zeggen, maar zeeën, kusten, getallen, tandwielen, elementen, hemellichamen en processen vallen niet onder wat wij als levende dingen zien. Laten we samenwerking in ons concept eerst afbakenen tot een interactie tussen levende entiteiten [3]. Waarbij entiteit betekent: iets dat bestaat, iets dat is.
Mix, of exclusief?
Nog wat aarzelend over deze eerste afbakening zou je misschien een vraag kunnen stellen als: werken het klimaat en de flora en fauna samen, in een onderlinge beïnvloeding die er voor zorgt dat ze zijn en zich ontwikkelen zoals ze dat doen? Want flora en fauna, die bestaan toch bij uitstek uit levende entiteiten? Maar dat andere, het klimaat, valt niet onder wat wij als leven beschouwen.
Oké, laten we het zo afbakenen dat samenwerking zich beperkt tot een interactie uitsluitend tussen levende entiteiten. En laten we meteen ook zeggen dat er een zekere onderlinge afstemming, een coördinatie in die interactie moet zitten, ongeacht waar die onderlinge afstemming vandaan komt. Alweer een stapje verder.
Opbrengst
Zijn alle interacties van levende entiteiten dan ‘dus’ aan te merken als samenwerking? Die is al wat lastiger. Of nee, toch niet, want een vluchtende gazelle en de cheeta die haar najaagt hebben wel degelijk een onderlinge interactie, maar we voelen allemaal wel aan dat het etiket ‘samenwerking’ daar niet zo lekker op past.
Bij samenwerking denk je vooral aan een interactie die zonder majeure schade voor de interactoren iets oplevert. Bijvoorbeeld meer voordeel dan je zou hebben zonder die interactie. Of minder nadeel, want ook dat kun je als opbrengst zien. Of iets dat je zonder die interactie helemaal niet zou kunnen bereiken. Het als orkest ten gehore brengen van een complexe partituur bijvoorbeeld. Of dichter bij de essentie van het bestaan: jezelf voortplanten. Dan heb je het over noodzakelijke samenwerking.
Is daarmee ‘iets opleveren’ een bepalend criterium? Dat is voor mij nog niet in beton gegoten, maar ‘t maakt het als uitgangspunt wel een stuk overzichtelijker. Voorzichtigjes zouden we in dit stadium kunnen stellen dat samenwerking een interactie tussen levende entiteiten is die een voordeel oplevert, een nadeel beperkt of iets mogelijk maakt.
Laten we deze drie kerncomponenten verder samenvatten onder de noemer opbrengst. Maar pas op: het is nog steeds werk in uitvoering.
Opbrengst voor wie?
Opbrengst is op zich een hanteerbaar en voor de hand liggend criterium. In veel definities van samenwerking vind je het in een of andere vorm wel terug. Opbrengst moet je in deze context wel breed interpreteren; het slaat ook op dingen zoals een prestatie, iets leren, plezier, voldoening.
Maar voor wie moet de interactie opbrengst opleveren, om te kunnen worden aangemerkt als samenwerking? Moet dat voor minstens één, voor meerdere of voor álle interactoren zijn? Of mag de opbrengst zelfs bij anderen dan de interactoren zelf liggen? Ja, zou ik zeggen.
Want werken vaklieden die met elkaar een blok huizen bouwen níet samen, als ze er niet zelf in gaan wonen? Triviale vraag, want natuurlijk werken ze samen, ook al werken ze primair voor hun salaris, zingeving en zelfvervulling. Terwijl de specifieke opbrengst van hun onderlinge interactie -de huizen- niet bij hen ligt, maar bij degene voor wie ze werken, en vervolgens bij degenen die in de huizen hun thuis vinden.
De opbrengst van de interactie hoeft dus niet per se (of niet alleen) bij een of meer van de interactoren zelf te liggen om te kunnen spreken van samenwerking.
Wat als….
Wat als er helemaal geen opbrengst komt? Voor samenwerking geldt niet als ijzeren voorwaarde (conditio sine qua non) dat een mogelijke opbrengst ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Kottervissers die ondanks pogingen om met elkaar een mooie vangst te realiseren de haven binnenvaren met zo goed als lege netten, hebben toch samengewerkt. Tennissen we samen een partijtje gemengd dubbel, en bijten we in het stof -in dit geval in het gravel- dan hebben we de match wel verloren, maar toch samengewerkt. (Ook met de spelers aan de andere kant van het net trouwens, want zonder hen immers geen wedstrijd.)
Samenwerking heeft in zich een opbrengst op te leveren, maar als dat niet gebeurt ontneemt dit haar nog niet haar karakter.
Resultaat vs. meeropbrengst
Strikt genomen zou je als ‘opbrengst’ van een samenwerking kunnen zien het loutere resultaat ervan, ongeacht wat dat resultaat is. Maar uiteraard zie je graag een meeropbrengst, een positief saldo van je inspanning. De samenwerking zou meer moeten opleveren dan ze kost. Waarom zou je anders samenwerken? Hier komt het economisch principe om de hoek kijken. Daar kom ik straks op terug.
Toch gebeurt het vaak genoeg dat er geen meeropbrengst is. Stel dat je in een samenwerking stapt omdat je weet dat er winst mee kan worden behaald, terwijl je niet zeker weet of je die winst ook echt zal realiseren. Dan investeer je in samenwerken om een kans te pakken en te proberen de daarin liggende belofte te verzilveren. De interactie heeft het in zich om meeropbrengst op te leveren, maar zonder succesgarantie.
Neem een team van technici die gezamenlijk proberen een toepassing voor een nieuwe vinding te ontwikkelen, maar daar binnen hun gegeven budget en tijd niet in slagen. Weliswaar kan er een zeker resultaat uit voortkomen in de vorm van toename van kennis en ervaring, maar per saldo is er (nog) geen meeropbrengst. Niettemin is ook hun interactie aan te merken als samenwerking.
Conclusie: de opbrengst van de interactie hoeft niet per definitie groter te zijn dan de ‘kosten’ ervan om te kunnen spreken van samenwerking. Maar liefst natuurlijk wel 😉
Positief vs. negatief
Een gevoeliger vraag is, of je ook mag spreken van samenwerking als het resultaat daarvan nadelig of ronduit schadelijk voor iets of iemand is. Wat voor de een positieve opbrengst is, kan negatief zijn voor de ander. Bijvoorbeeld voor een niet in de interactie betrokken persoon, organisatie of groep. Zowel de geschiedenis als het heden geeft daar wrange voorbeelden van.
Laten we even een niet al te groot voorbeeld pakken, ook al is ‘t al best serieus. Als twee bankrovers samen een succesvolle kraak zetten, levert dat -in elk geval vooralsnog- een positieve opbrengst voor hen op. Maar niet voor de bank, de mensen die er werken en de cliënten. En voor de bankrovers zelf kan het ook nog verschillend uitpakken, bijvoorbeeld als één van hen wordt opgepakt en de andere niet.
De bovengeschetste ambivalentie speelt ook in een veel grotere context. Mensen werken al sinds mensenheugenis op allerlei manieren samen, en naarmate de wereld kleiner is geworden vindt samenwerking op steeds grotere schaal plaats. Talloze mensen hebben daar dagelijks voordeel van. Tegelijkertijd is de wissel die de mens met al zijn acties en interacties op natuur en planeet trekt steeds groter geworden. Uiteindelijk hebben we daar allemaal nadeel van, want het gaat om onze biotoop; onze kwetsbare bestaansplek in het reusachtige heelal. En om die van flora en fauna in hun fantastische (helaas in snel tempo afnemende) biodiversiteit, zonder welke we niet kunnen.
Je kunt het zo klein of zo groot maken als je wilt, het verandert niets aan het feit dat er ook samenwerking bestaat die een negatieve opbrengst voor iets of iemand heeft.
Intentie
Moet er ook een intentie onder een interactie liggen, om die interactie als samenwerking te kunnen labelen?
Kijk weer even naar wat er gebeurt in de planten- en dierenwereld. Samenwerking is daar gewoner dan gewoon in die zin, dat het er alom en in de meest uiteenlopende verschijningsvormen voorkomt. Het is er wellicht eerder regel dan uitzondering, en er zijn talloze voorbeelden van. Zonder al die samenwerking van levende entiteiten had de natuur er totaal anders uitgezien, ook al kan niemand zeggen hoe precies.
Bij een intentie om samen te werken moet je denken aan een voornemen, meestal gekoppeld aan een doel. Om een voornemen te ontwikkelen dat verder reikt dan instinctief of reflexmatig handelen is een zekere vorm van bewustzijn, een vorm van besef nodig, met behulp waarvan je afwegingen en keuzes kunt maken. (Ook op het aspect van kiezen kom ik verderop nog terug.)
Dieren en planten leren in en van de praktijk. Per saldo is dat onderdeel van de evolutie, net zo goed als dat voor mensen geldt. Een onderscheid is misschien wel, dat met name mensen zich in hoge mate bewust en intentioneel kunnen inzetten op het leren of versterken van bepaalde interactievaardigheden, en daarmee op versterking van hun onderlinge samenwerking. Bijvoorbeeld door doelgericht methodes en technieken aan te leren, workshops en trainingen te volgen, met elkaar te oefenen, en door bewuste toepassing van het geleerde in de praktijk.
Zeker bij mensen zijn intenties en keuzes bij samenwerking vaak gekoppeld aan een overwogen opbrengstverwachting. Levert het naar verwachting iets op om samen te werken, of meer dan je zonder samenwerking zou bereiken? En met name bij mensen zien we dat een doelbewust nagestreefd voordeel uit veel meer kan bestaan dan alleen de biologische bestaansvoorwaarden. Vaak zelfs uit overvloed, ook al zijn welzijn, welvaart en weelde verre van gelijkelijk verdeeld, alleen al doordat wiegjes op deze wereld op heel verschillende plekken staan.
Ongetwijfeld realiseren we ons met elkaar terdege, dat bewustzijn gradaties kent en niet exclusief iets van mensen is. Net zo goed als we ons ervan bewust zijn dat ook mensen, al naar gelang je opvattingen hierover, onder het dierenrijk kunnen worden geschaard.
Dit alles neemt niet weg dat ook zonder een bewust overwogen intentie samenwerking heel goed mogelijk is en ‘succesvol’ kan zijn. Denk aan planten, bomen, schimmels, bacteriën en andere organismen waar wij geen cerebraal bewustzijn aan toeschrijven, die in allerlei configuraties via feitelijk op elkaar afgestemde interacties opbrengst (bestaansvoorwaarden) met elkaar bewerkstelligen.
Intentie van wie?
Laten we het aspect van intentie wel nog even vasthouden, omdat er in elk geval onder samenwerking bij mensen meestal een welbewuste, overwogen intentie ligt. Moet het daarbij om een eigen intentie gaan, of mag het ook die van iemand anders zijn?
Stel je een situatie voor waarin mensen procesmatig werken aan een bepaald resultaat en ze daarin allemaal een vaste, individuele rol toebedeeld hebben gekregen. Hun acties zijn onderling perfect op elkaar afgestemd, gecoördineerd. Zodanig zelfs, dat vrijwel zeker is dat een daarmee beoogd resultaat daadwerkelijk wordt bereikt.
Een oud maar nog steeds aansprekend voorbeeld vormen de even beroemde als beruchte assembly lines in de fabrieken van Henry Ford, waar elke medewerker in doorlopende herhaling een specifieke actie verrichtte. Al die individuele acties waren door Ford’s ingenieurs, rekenaars en logistici nauwkeurig op elkaar afgestemd. Met als resultaat dat er continu, en met een hoge mate van consistentie, T-Fords van de lopende band rolden.
Maar vanuit hun eigen, individuele gezichtspunt hebben de werkers aan die lopende band hun werkzaamheden niet zelf op elkaar afgestemd. En ook hun collectieve inzet kwam vanuit intenties van anderen: Henry Ford en zijn kring. Ford’s gedachte zou zelfs zijn geweest, zijn lopende banden te bemensen met ‘hersenloze’ arbeiders [4]. Slik…
Werkten de mensen aan Ford’s lopende band samen? Of zit je hier op een glijdende schaal, en moet je de continu repeterende activiteit van elke individuele werker strikt genomen zien als een autonome activiteit? Je mag het zelf zeggen. We raken hier in elk geval een ander relevant aspect: vanuit wiens perspectief kijk je, als je het over een onderliggende intentie hebt?
Het raakt ook het onderscheid dat de Engelse taal maakt tussen collaboration en cooperation. In mijn beleving is collaboration gericht op het met elkaar werken aan een gezamenlijk doel, en bestaat cooperation meer in het medewerking geven aan of bijdragen in een proces van anderen om hun doel te bereiken. Maar lees er vooral over op internet, en kijk hoe je daar heen en weer geschud wordt door de uiteenlopende betekenissen die er zoal aan deze begrippen worden toegekend.
Er is overigens nog een belangwekkend aspect dat hier speelt. Hoe is iemands persoonlijke beleving? De ene cleanup worker bij NASA zal misschien zeggen dat hij de werkvloer schoonhoudt, de andere dat hij onderdeel is van een gezamenlijke missie om een ruimtesonde naar Mars te sturen. Of even terug naar Ford: de persoonlijke intentiebeleving van een bepaalde productiemedewerker zou destijds best hebben kunnen zijn, deel uit te maken van een rationele samenwerking van mensen, materialen en machines om in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk auto’s van constante kwaliteit te produceren.
Gooi deze mogelijkheid niet over boord. Ze raakt het aspect van motivatie. Motivatie kan uit vrije wil voortkomen, je kunt het überhaupt gewoon ‘hebben’ (intrinsieke motivatie), of het kan uit omstandigheden voortkomen. Een crisis bijvoorbeeld, een natuurramp, een gemeenschappelijke vijand. Dit brengt ons ook bij het grillige grensgebied waar drang zich onderscheidt van…
Dwang
We hebben net gekeken of de onder een samenwerking liggende intentie eventueel ook bij een ander dan de interactoren zelf kan liggen. En ja, dat kan dus. Maar wat, als die interactie onder dwang plaatsvindt? Zoals al eerder in dit verhaal is gebeurd, komt ook hier een gevoelig aspect naar voren. Mag je ook van ‘samenwerking’ spreken als deze tegen de vrije wil van minstens één van de interactoren plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld in een span paarden die eigenlijk liever vrij in de wei lopen?
In hoe deze vraag is geformuleerd ligt misschien een ‘ja’ opgesloten, maar wacht nog even met ‘m te beantwoorden. Niet de formulering maar de bedoeling van de vraag is bepalend. Wat hier wordt gevraagd raakt ook cruciale zaken zoals vrijheid, waarden, moraliteit en ethiek, het concept van goed en kwaad.
Laat je dat allemaal buiten beschouwing en zou je de vraag voorleggen aan een waardenvrij geprogrammeerde computer, dan is ‘ja’ als uitkomst misschien waarschijnlijker dan ‘nee’. Maar wij mensen, die door onszelf gemaakte begrippen zoals samenwerking moeten duiden, zijn en blijven mensen. Gelukkig maar. We kijken allemaal vanuit een eigen referentiekader, als mens en als individu. Kijk eens wat je zelf met de bovengenoemde vraag zou doen.
Niet gemakkelijk uiteraard, want moet je dan niet ook kijken naar gerelateerde vragen zoals: over wiens goed of kwaad gaat het eigenlijk, wiens normen en waarden pas je toe, welke moraliteit en ethiek zou moeten gelden? Zijn deze cruciale aspecten allemaal dusdanig universeel dat je ook een universeel antwoord op de gestelde vraag kunt geven, of misschien integendeel?
En, neem in je overwegingen mee dat ‘dwang’ ook puur feitelijk kan zijn, zonder dat er enige wil, waarde, norm of intentie van wie dan ook aan te pas komt. Ook omstandigheden immers kunnen je dwingen, en dat doen ze ook voortdurend. Ons gebied van invloed, the Circle of Influence van Stephen Covey als je wilt, is zelfs betrekkelijk klein vergeleken bij al hetgeen waarop we geen invloed hebben.
In de natuur, waarvan alles en iedereen integraal deel uitmaakt, zijn talloze zaken onontkoombaar, simpelweg omdat ze zijn zoals ze zijn, zonder dat er ethiek of waarden mee gemoeid zijn zoals we deze als mensen kennen. Met wat lef zou je kunnen zeggen: de natuur doet wat ze doet, en dat is wat ze doet. Waardenvrij, zonder ethiek of moraal.
Wat zou jouw antwoord op de gestelde vraag zijn, als niet anderen, maar omstandigheden die jou worden opgelegd jou dwingen om iets te doen dat je als (noodzakelijke) ‘samenwerking’ zou kunnen zien? Mag je de vraag dan met ‘ja’ beantwoorden? Of is en blijft de vrije wil van de interactoren voor jou een bepalend criterium?
Concurrerend samenwerken
Jaren geleden volgde ik een training ‘Focusing’. Als trainees werden we meegenomen naar het Staelduinse Bos in het Westland. De trainer vroeg ons een hand op de stam van een willekeurige boom te leggen om de energie te voelen die daar van uitgaat. Vervolgens stelde hij de vraag: wat is een bos volgens jou? Mijn spontane antwoord was: Strijd. Ook al is het meer dan twee decennia terug, ik heb nog steeds spijt van dat antwoord, omdat het maar één kant belicht.
Ontegenzeglijk is een bos een plek van concurrentie, in het uiterste geval zelfs op wel-of-niet overleven. Het is the struggle for existence van Darwin als je wilt; de strijd om een plek, om voedingsstoffen, om licht en lucht, om te kunnen gedijen en reproduceren. Het is echter geen strijd tegen elkaar met als doel om elkaar het leven uit te vechten, maar een wedijver om bronnen, om bestaansvoorwaarden ten behoeve van het eigen zijn.
Tegelijk is een bos een complexiteit van samenwerking in de meest uiteenlopende verschijningen. En dit, zo las ik laatst, misschien wel in veel grotere mate dan concurrentie. Het gaat om talloze zinvolle interacties tussen planten, struiken, bomen, dieren en andere levensvormen. Want ook die laatste zijn er natuurlijk. Leven bestaat niet alleen uit wat bladeren draagt, poten heeft, vliegt of zwemt.
Hoe dan ook, naast wedijver is ook samenwerking in een bos overal te vinden. Eigenlijk zou je een bos kunnen zien als een complexiteit van ‘samenwerkende concurrentie’ of van ‘concurrerende samenwerking’. Met welke functie? Met name om (gemakkelijker, beter, succesvoller) te overleven en voort te bestaan.
Waar we ons ook rekenschap van moeten geven is, dat in een bos (en niet alleen daar) samenwerking zeker niet alleen tussen soortgenoten plaatsvindt, maar ook tussen verschillende soorten, en dat er niet alleen met andere soorten wordt geconcurreerd maar evenzeer tussen soortgenoten onderling.
Nog even terugdenkend aan het hiervoor beschreven aspect van intentie, kun je de vraag stellen of de levende entiteiten die in een bos samenwerken hun onderlinge interactie ‘bewust’ hebben opgezocht en afgestemd (de coördinatie die ik in het begin heb genoemd) dan wel door toeval of omstandigheden samenwerkingsvormen hebben ‘gevonden’. Simpelweg doordat ze daardoor beter of gemakkelijker wisten te gedijen, en hun samenwerking zich organisch vestigde als gevolg van het feit dat deze tot overleven leidde. Dit raakt opnieuw de evolutieleer, de natuurlijke selectie.
Symbiose
De biologie kent het begrip symbiose: het samenleven van verschillende soorten waarbij tenminste één van hen daar voordeel bij heeft. Gemakshalve even uitgaande van slechts twee partners, kun je bij symbiose grofweg drie verschijningsvormen onderscheiden:
- Mutualisme: beide partners hebben er voordeel van.
- Commensalisme: de een (de commensaal) heeft er voordeel van, zonder dat de ander (de gastheer) er nadeel van heeft.
- Parasitisme: de een (de parasiet) heeft er voordeel van, ten nadele van de gastheer.
Kun je symbiose en samenwerking één-op-één over elkaar heen leggen? Nee. Het zijn verschillende dingen, en ze lopen ook niet parallel. Bij mutualisme lijkt dat laatste nog wel zo te zijn, maar bij commensalisme kun je al wat gaan twijfelen. En parasitisme zouden we zeker niet gauw als samenwerking aanmerken. Bovendien kijk je bij symbiose specifiek naar het resultaat of het gevolg voor de partners, terwijl je bij samenwerking verder kijkt dan alleen de interactoren zelf. Dat hebben we hiervoor al gezien.
Waar samenwerken en samenleven echt hand in hand gaan zou je kunnen spreken van wat ik ‘Collabiose’ noem; een nieuwe woordsamenstelling die niet in ons taaldomein zit, maar des te leuker om ‘m op tafel te gooien. (En meteen ook een stukje samenwerking tussen het Latijn en het Grieks 😉) Collabiose, samenwerkend samenleven. Een continue uitdaging in dat grote gemeenschappelijke geheel dat ecosysteem heet.
De natuurlijke economie
Samenwerking heeft ook te maken met wat we economie noemen. In de natuur bestaat het economisch principe -zo veel mogelijk resultaat behalen met een gegeven hoeveelheid middelen, of een gegeven resultaat behalen met zo min mogelijk middelen- overal. Leveren samenwerkingsprocessen meer op dan niet samenwerken, dan zullen deze evolutionair plaatsvinden (of zullen ze het ‘winnen’ van niet samenwerken) als de omstandigheden, of misschien louter het toeval, ernaar zijn.
Dat laatste is denk ik een wezenlijke toevoeging, want ik kan me goed voorstellen dat in de natuur ook een boel op zich best denkbare samenwerkingen niet plaatsvinden, simpelweg omdat de combinatie van omstandigheden en toeval ze (nog?) niet heeft getriggerd.
Zelfs aan acties of processen waar geen levende entiteit aan deelneemt, zoals in de fysica, zou je in zekere zin het economisch principe kunnen toedichten. Zo zal een pijl die zich vanaf de boogpees wegschiet steeds de maximale weg afleggen die ze met de gegeven energie in de gegeven omstandigheden kán afleggen, en niet volslagen willekeurig de ene keer ergens anders neerploffen dan de andere.
Terug naar wat leeft. Voor mezelf is niet zozeer de vraag of de mens de economie heeft uitgevonden, zoals de mens bijvoorbeeld de wiskunde als wetenschap heeft ontwikkeld, maar of de mens in het economisch principe simpelweg heeft ontdekt (en tot gedragswetenschap heeft uitgewerkt) wat in de natuur -de evolutie- de default is, en daar al bestaat zolang de natuur zelf bestaat. In de natuur is economie een vanzelfsprekendheid en, denk ik, een wezenlijk onderdeel van het evolutionair proces. Zoals de mens dat ook zelf is.
Keuzes
Uiteraard is het geen toeval dat in de economie zoals wij die kennen, keuzes centraal staan. Keuzes die mensen maken, keuzes die voor hen opbrengst opleveren. Koppelen we die twee aspecten aan elkaar, dan kun je concluderen dat samenwerking tussen mensen direct verband houdt met kiezen en met opbrengst die daaraan verbonden is. In dat licht zou je keuzes maken ook als aspect van menselijke samenwerking kunnen zien, en gaan menselijke samenwerking en economie ook in dat opzicht hand in hand.
Economie heeft het over behoeften. Een mooie, betrekkelijk neutrale term. Op zich is er niets mis met het voorzien in behoeften. Maar waar het gaat om voorzien in (veel) meer behoeften dan levensbehoeften terwijl dit ten koste gaat van anderen, gezondheid, leefbaarheid, de natuur of zelfs de planeet, betreedt de mens een gebied met diverse tinten grijs.
Kiezen is dan niet meer alleen op overleven en welzijn gericht maar, in allerlei gradaties, ook op genot, welvaart of zelfs op overvloed. Ik gebruik deze begrippen zonder oordeel en laat iedereen in diens eigen waarde, want niemand bepaalt andermans behoeften. Wel hebben we meen ik de natuurlijke plicht om te kijken naar de gevolgen van de keuzes die we maken om aan onze behoeften te voldoen, te meer naarmate de impact van die keuzes en ook de massaliteit waarmee we keuzes maken toeneemt.
De geschiedenis, en zeker die sinds de industriële revolutie, leert dat keuzes die mensen maken bepaald niet altijd ook in groter verband voordeel opleveren, en ook niet altijd voordeel op langere termijn. Vaak zelf integendeel, zoals hiervoor al aan de orde is geweest. We kunnen allemaal wel voorbeelden verzinnen. Wie de ogen en oren openhoudt ziet en hoort ze elke dag.
Ze illustreren soms pijnlijk hoe het is gesteld met de mogelijke negatieve gevolgen van de vele keuzes die de ‘homo economicus’ primair in eigen voordeel maakt en heeft gemaakt. Dit ligt des te lastiger nu er voor die homo economicus zo ontzettend veel te kiezen vált. In elk geval voor wie in welvaart of zelfs in overdaad leeft.
Alles van waarde…
Onze opdracht als mensen is naar mijn overtuiging, om er binnen onze mogelijkheden en beperkingen aan te werken dat onze intenties en keuzes dusdanig zijn dat ze respecteren wat waardevol is. Als filosoof zou je daarbij misschien zelfs kunnen stellen dat in principe alles (of niets) van waarde is. Het is maar hoe je het bekijkt.
‘Alles van waarde is weerloos’ zegt Lucebert in een gedicht (gepubliceerd in 1974, maar van ouder datum) beginnend met de woorden “de zeer oude zingt:” [5]. Coenread de Waele heeft daar, bewust dan wel toevallig, de titel van zijn dichtbundel ‘Alles van waarde is weerbaar’ (2019) tegenover gesteld. Vraag is echter of die weerbaarheid voldoende is om wat van waarde is te langen leste te laten overleven. Achter de beroemde dichtregel van Lucebert staan er nog een paar, maar die hoor je bijna nooit:
…
alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk
….
Hoe hou je iets aanraakbaar en rijk, als het door je eigen toedoen wordt stukgemaakt of wordt verdelgd, uitsterft, verdwijnt? Samenwerking is geen beperkt en geïsoleerd gebeuren, maar vindt meestal plaats in een context, binnen een groter gezamenlijk ecosysteem, binnen onze biotoop. Samenwerking van ons allemaal moet zich daarmee op een goede manier verhouden. ‘Aan alles gelijk’.
Planet Earth
Overigens zal de planeet op zich best overleven, zelfs al trekt de mens ongebreideld voordeel uit haar, mede ten koste van de natuur en de aarde zelf. Totdat de mens in staat zou zijn -en daar uitvoering aan zou geven- om zódanig in te grijpen in de krachten van de kosmos dat daarmee bijvoorbeeld de baan van de aarde of de maan zou veranderen, zelfs al zou ‘t maar een heel klein beetje zijn.
Laten we hopen dat dát theorie blijft, want anders zou het na verloop van tijd uit zijn met dit voor alle leven op aarde onmisbare stukje kosmisch evenwicht. Ook al zou het naar astronomische maatstaven niet meer dan een microscopische verandering in het enorme universum zijn.
Kabels die samenwerken
In gesprekken waarin samenwerking en systemische aspecten aan de orde komen, kan een vergelijking met een tastbaar object verhelderend zijn.
Toen ik een tijdje terug de helling van de Erasmusbrug in Rotterdam op fietste en naar boven keek, voelde ik ontzag voor wat die enorme kabels daar als gezamenlijk systeem voor elkaar brachten: het dragen van een gigantisch brugdek waar voetgangers, motoren, fietsers, auto’s, trams en scooters dag en nacht overheen razen. Stap je er even overheen dat kabels geen levende entiteiten zijn, dan werken ook zij samen, als een systeem, zonder hun individuele eigenheid te verliezen.
Zouden die twee componenten -een gezamenlijk systeem en behoud van eigenheid– niet ook heel mooi passen bij onze samenwerking als mensen; thuis en op het werk?
(G)een definitie
Langs de weg stond een bord met de tekst ‘Heden verse eieren te koop’. Met een gele pijl eronder, die naar de oprit van het boerenerf wees. Net als eieren moet je zo’n tekst pellen, zei de marketeer; het enige dat je op dat bord hoeft te zetten is ‘Eieren’. De rest vullen de mensen zelf wel in. Maar, zei de fysicus, als je het over het definiëren van een begrip hebt, dan gaat het juist niet om wat de mensen zelf invullen, maar om de objectieve essentie, de kern.
Gooi je alles wat je hiervoor hebt gelezen op een grote hoop en pel je het begrip samenwerking waardevrij uit, dan zou je het bijvoorbeeld kunnen duiden als een gecoördineerde interactie tussen levende entiteiten die een mogelijke (meer)opbrengst in zich heeft.
Maar schiet erop als je wilt, want hoe je het ziet is mede afhankelijk van je opvattingen, inzichten en doelen. En ook van de vraag of je een antilope, een cheeta, een Henry Ford, een dichter, een handwerker, een econoom, een wetenschapper of iets anders bent. Geen definitie is definitief.
De wetenschap en anderen
Een belangrijke opdracht van de wetenschap -en gelukkig zijn veel wetenschappers daar groots in- is om verworven inzichten, kennis en ervaringen te ontsluiten en ze toegankelijk en hanteerbaar te maken voor anderen.
Tot die ‘anderen’ behoor ook ik, en daarmee tot een grote groep mensen die bewondering heeft voor wat de wetenschapper Charles Darwin waarnam, beschreef en duidde. Zo schreef hij over de survival of the fittest (organismen die het best aan hun omgeving zijn aangepast zijn het meest succesvol in overleven en reproduceren). Een term die hij overigens overnam van Herbert Spencer.
Even terug naar samenwerking. Interactie staat bij samenwerking centraal. Cruciaal onderdeel van het hierboven bedoelde ‘fit’ (geschikt) zijn is dan ook de interactievaardigheid van de mensen die met elkaar samenwerken.
Daar heb ik de term ‘Social Fitness’ voor gemunt, vanuit het onderdeel van mijn werk om bedrijven en organisaties te helpen om de Social Fitness van mensen, en daarmee de samenwerking binnen teams, te versterken.
Artificial Intelligence als samenwerkend gevoelsmens
Aan de woorden die je hier hebt gelezen is op geen enkele manier AI te pas gekomen. Maar over een paar jaar zullen mensen denken ‘Huh, schreven ze toen dan nog dingen zonder hulp van AI?’ Naarmate AI zich steeds meer laat beleven als een levende entiteit, die jou op een heel menselijke manier helpt bijvoorbeeld met info genereren of teksten schrijven, zal je de interactie met AI wellicht ook meer beleven als ‘samenwerking’.
De afgelopen halve eeuw hebben we computers denk ik vooral ‘ratio based’ geprogrammeerd. Mede via AI zou daar best wel eens verandering in kunnen komen, door het inweven van belevings- en gevoelsaspecten.
En wie weet zal AI binnenkort ook vragen aan óns gaan voorleggen, of aan óns vragen om met haar samen te werken, in plaats van dat wij eenzijdig haar opdrachtgever en gebruiker zijn. Bijvoorbeeld om van ons te leren wat nou eigenlijk het écht wezenlijke van mens zijn is, om zich ook dat beter eigen te kunnen maken in plaats van aangeleerd sociaal gedrag te vertonen. De Social Fitness van AI 😉
Wat vind jij?
Aan het begin van deze tekst betoogde ik dat het woord samenwerking een etiket is op een doos waar je van alles in kan stoppen. Wat ik hierboven beschreven heb is daar een voorbeeld van, en met die constatering sluit ik af. Maar het belangrijkst is: Wat vind jij?
[1] De 1e editie werd in eerste vorm uitgebracht in 2023 / ISBN 978-90-9037761-2
[2] Betekenis ‘samenwerking’ volgens de gratis online Van Dale: “het samenwerken van personen: publiek-private samenwerking samenwerking tussen overheidsinstanties en bedrijven (m.n. bij grote bouwprojecten) (afkorting: pps); regionale samenwerking over bepaalde grenzen heen, bv. tussen gemeenten of buurlanden (https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/samenwerking)
[3] Overigens lopen de gedachten uiteen over hoe de grens tussen wat wel en wat niet ‘leeft’ precies ligt. In dit verhaal doelt het woord ‘levend’ tevens op het (nog) actief in leven zijn.
[4] Zie o.a. dit interessante artikel: https://beverwijk.nieuws.nl/lokaal/20171001/verhaal-dag-t-ford-leverbaar-kleuren-t-zwart-is/
[5] Zie voor een interessante duiding: https://neerlandistiek.nl/2020/08/de-zeer-oude-zingt/